Ik heb bij sommigen op het werk de reputatie dat ik zo pittig uit de hoek kan komen. "Tegelijk scherp en bot," zei een vroegere collega. Hij is later waarnemend griffier van de Eerste Kamer geworden, dus hij heeft altijd gelijk. Mijn bijnaam luidt “het mes” (de Maleise taal kan dit bevestigen).
Hoe kom je aan zo'n reputatie? Dat zal ik u vertellen: het berust allemaal op misverstanden.

O, wees maar gerust, je gaat nog veel grotere fouten maken,” zei ik heel vriendelijk tegen een collega. (Het was een vrouw, maar ik weiger “collegaatje” te zeggen). Zij had net daarvoor gezegd, “Ik heb nu toch echt de aller- , allergrootste fout gemaakt van mijn hele leven.” Ik vond dat ik haar moest opbeuren, vandaar mijn optimistische reactie. Het hielp niet.
“Ik kan je anders wel gratis blauwe plekken bezorgen,” zei ik tegen een andere collega. Collega werd niet boos, voelde zich niet eens bedreigd. Dat komt, de zin die aan die van mij voorafging, was, “Ik heb in de sportschool zo hard getraind dat ik er blauwe plekken aan heb overgehouden. En daar betaal ik dan ook nog voor!” U leest nu opnieuw de beginzin van deze alinea en begrijpt waarom deze collega geen moeite had met mijn opmerking.
“Zal ik jou anders eens de keel doorsnijden?” De collega tegen wie ik dit zei werd wel boos. Maar dat was niet omdat hij zich bedreigd voelde. Wij voerden een discussie over het vraagstuk van het ritueel slachten. Als je een dier slacht volgens Islamitische of Joodse voorschriften, dus onverdoofd, is dat dan wreed? Voelt het dier er iets van? Mij leek van wel, mijn collega dacht van niet. Mijn aanbod hem de keel door te snijden was dus niet bedoeld om hem pijn te doen, alleen maar om hem te doden. Niks aan de hand, vond ik. Ik wilde hem niet eens opeten. Deze collega was toch minder enthousiast over het filosofische punt dat ik wilde maken.
U ziet, het valt reuze mee met mij. Ik ben echt de vriendelijkheid zelve en o zo behulpzaam. Behalve als ik filosofisch word. Dan slijp ik mijn messen.
Comments